zaterdag 17 maart 2007

Weg met de oerknal

De vraag is gemakkelijk gesteld: Hoe kan het idee dat het universum ooit begonnen is, verenigd worden met het idee dat de lichtsnelheid constant is. En in welk opzicht is een vierdimensionale definiëring van tijdruimte zo ingewikkeld dat deze het normale voorstellingsvermogen te boven gaat. In het zo populaire beeld van de ‘oerknal’ zie ik het equivalent van de voorstelling van de aarde als pannenkoek waar je vanaf kunt vallen. Net zoals er niemand zoekt naar het begin van de aardbol, moeten we ons 100 jaar na de doorbrekende inzichten van Einstein toch geen voorstelling meer kunnen maken van een alternatieve genesis?
Uitspraken over het begin of eind van alles, gaan voorbij de waarneming. Of een grote vraag nu wordt beantwoord met een illuster verhaal over een schepping in zeven dagen, of met een theoretisch model waarin een oerknal en een uitdijend universum figureren; in beide gevallen wordt een beroep op de fantasie gedaan. Om greep op de omgeving te krijgen, ligt het voor de hand om een ritme achter de dagelijkse stroom van gebeurtenissen te zoeken. Door bepaalde gebeurtenissen te registreren en in een volgorde te plaatsen, lijkt het mogelijk om de loop van de toekomst voorspelbaar te beïnvloeden. Het meest dominant daarin zijn waarnemingen die, door ze te noteren in wiskundige formules, een ritme dicteren dat gevonden kan worden door er ijverig rekensommetjes mee te maken.
Het is merkwaardig hoe gemakkelijk ik accepteer dat ik niet in detail begrijp hoe de apparaten om mij heen werken, maar dat mijn ongeschoolde oog wel valt op wetenschappelijke ideeën over de opbouw van het universum. Een apparaat moet doen waar het voor gemaakt is en biedt als regel weinig aanleiding tot contemplatie. Wel bewijzen techneuten met hun vindingrijkheid dat mijn natuurlijke leefomgeving voortdurend anders bekeken moet worden. Op dezelfde manier doet de theoretisch fysicus via populaire media aanspraak op mijn werkelijkheidsbeleving. Daar heb ik meer moeite mee. De uitdaging om de vraag naar het begin van alles na zware wetenschappelijke studie in een passend kader te beantwoorden, passeer ik door stug te volharden in mijn rol als consument: maat der dingen in ons deel van de wereld. Dus vanuit een gezonde scepsis, ongeïnteresseerdheid veinzend, commentaar leveren op bestaande antwoorden op het gewenste product (in dit geval antwoord op grote vragen), om maximale kwaliteit te krijgen voor een minimale inspanning van mijn kant.
Kortom: het kost mij teveel moeite om de wiskunde van Minkovsky, de Lorentztransformaties of de formuleringen van Maxwell te doorgronden. Daar staat tegenover dat ik de beleving van ruimte wel met – voor mij – eenvoudiger middelen voor de geest kan halen. Hier doe ik verslag van mijn groeiende inzicht in de materie. Ik werk niet systematisch: Af en toe denk ik dat ik iets begrijp, daar maak ik dan een korte rommelige notitie van en met een beetje geluk ontwikkelt het begrip zich tot een verband dat aan iemand anders is uit te leggen.
Natuurlijk ben ik zo arrogant om te denken dat mijn oefening in tijdruimte iets nieuws aan de discussie toevoegt. Maar ik besef me ook dat ik die houding deel met al die anderen die slecht ingevoerd in deze materie, hun fantasie de vrije loop laten. In die onbevangenheid zit voor mij de pret. Omdat ik mij voor niemand hoef te verantwoorden, ben ik vrij om de gekste dingen met elkaar in verband te brengen. Tegelijkertijd vind ik het een tergend idee hier onzin op te dissen. Schroom dus niet om alle herhalingen, foute verbanden, te gemakkelijke gevolgtrekkingen en andere flauwekul er genadeloos uit te strepen. Voor mij is dit spelletje alleen maar leuk als de fantasie uiteindelijk het loodje legt, want ik wil de ruimte om mij heen echt begrijpen.

Ik kijk uit naar je commentaar.



P. Dijk

Geen opmerkingen: